De Mini Clubman – overigens een naam met historie – was altijd al onze favoriet. Bijzonder model, een design-technische uitdaging en gewoon heel goed bruikbaar in praktische zin. Wat ondanks de langere wielbasis en verlengde koets ten opzichte van de ‘normale’ Mini bleef, zijn de rijeigenschappen. Bud on the ground, wielen op de hoeken en dus direct en snaar strak stuurgedrag. De Mini is ook uiterst stijf. Ons thuisadres heeft een schuine oprit en Mini – ook deze Clubman – is één van de weinige auto’s die een wiel licht bij het schuin oprijden. Dat zegt genoeg.
Dat weggedrag is ook geen overbodige luxe aangezien dit de meest potente versie van de Clubman betreft. De Cooper S. De 1.6 turbocompressor motor levert een wel heel fijne 174pk. De topsnelheid bedraagt 224 km/h en dat is echt snel in een relatief kleine auto. Spectaculairder is de acceleratie. In slechts 7,6s schiet de Clubman naar 100 km/h. Dat gaat gepaard met een knipperend lichtje van de traction control en een wel heel fijne brul uit de twee uitlaatmondingen achter. Ooit een S buiten weg horen sprinten? Dat klinkt heerlijk.
De looks zijn natuurlijk fantastisch. Eigenlijk zou ik hem persoonlijk ook zo besteld hebben. Dark Silver met Black dak en zwart Punck leder. Ook deze 5 spaaks Pace – origineel voor de Cooper S – velgen zijn erg gaaf. Of eigenlijk de mooiste die je kon bestellen. Verder kom je natuurlijk overal de S emblemen tegen en de bekende air intake op de motorkap.